Standaard

Informatie over Witteveen

Het ontstaan van Witteveen

Door: Hans Punter (freelance tekstschrijver) 2001

Even ten zuiden van Westerbork ligt Witteveen, een dorp met zeshonderd inwoners dat onlangs zijn 75-jarig bestaan vierde. Wie er nu komt, ziet een dorp in het groen, omringd door een agrarisch gebied en grenzend aan een fraai wandelbos. Geen brink met monumentale boerderijen en geen eeuwenoude eiken. Het verhaal van een ontginningskolonie die voortkwam uit de werkverschaffing.

De geschiedenis van het dorp Witteveen begint in 1924. Het is de periode dat de werkgelegenheid in de vervening bij Emmen snel terugloopt. Limburgse steenkool verdringt in korte tijd de turf als brandstof, met als gevolg werkloosheid en armoede onder de veenarbeiders. In die tijd bestaan grote delen van Drenthe uit woeste grond: uitgestrekte heides en zandverstuivingen, met hier en daar een veenplas. ‘Vanaf deze plek kon je zeven tot tien kilometer ver kijken over het open veld. Misschien zag je ergens in de verte de scheper met zijn kudde’, vertelt Roelof Derks. Hij was wethouder van de gemeente Westerbork, inmiddels met Beilen en Smilde opgegaan in de nieuwe gemeente Midden-Drenthe. Het was inderdaad zoals het lied uit die tijd beschrijft: ‘Wild, woest en ledig was het Witteveen, slechts de heide vlocht er kransen omheen.’ Als zesjarige komt hij er met zijn ouders, broers en zussen aan. Een werkverschaffingsproject met een voor die tijd uniek karakter.

Cijfers

Inwoners
Aantal inwoners: 575
Man/ vrouw: 52%/ 48%

Huishoudens
Aantal huishoudens: 210
Gemiddelde gezinsgrootte: 2,7
Alleenstaanden: 18%
Paar zonder kinderen: 35%
Gezin met kinderen: 47%

Leeftijd
0-15 jaar: 17%
15-25 jaar: 13%
25-45 jaar: 22%
45-65 jaar: 35%
65 jaar en ouder: 11%

Bron: CBS (2012)

Werkverschaffing

In 1924 koopt de ontginningsmaatschappij NV Het Lantschap Drenthe met steun van het Rijk zeshonderd hectare woeste grond. In de jaren daarna wordt het te ontginnen gebied uitgebreid tot tweeduizend hectare. De NV heeft zeventien gemeenten als aandeelhouder, waarvan Emmen veruit de grootste is. In het lege landschap worden langs de pas aangelegde weg van Orvelte naar Mantingerdijk 32 stenen woningen gebouwd, en langs de zandweg naar Garminge verrijzen er achttien. De eerste bewoners arriveren er in 1926. Derks: ‘Je was als arbeider dolgelukkig als je door de strenge selectie kwam en hier mocht komen werken en wonen. ‘ De armoede is er niet minder om, maar de pioniers kunnen zich ontworstelen aan een uitzichtloos bestaan. ‘Bij iedere woning hoorde een halve bunder grond waarop je voor jezelf wat kon verbouwen. En de woning… je kwam achterom binnen. Dan had je ‘het huusje’ met de ton, twee hokken voor een varken en een geit en direct de deur naar de woonkamer. Daarlangs liep een gang naar ‘het kamertje’. Daarin gaf je aan vijf kostgangers onderdak en voeding voor een gulden per week. Het is nu haast niet uit te leggen, maar voor toenmalige begrippen was het echt een goede woning.’ De kostgangers zijn onder anderen Nederlanders die eerder met hun gezin in Duitsland zijn gaan wonen en werken, vooral in het Ruhrgebied. Daar staan ze bij de afnemende werkgelegenheid als eersten op straat, zonder enige steun. De Nederlandse regering repatrieert de mannen en biedt ze werk in Witteveen. Eens per maand mogen ze twee nachten en een dag naar huis terug. In de ontginning bij Witteveen werken in totaal ongeveer duizend arbeiders. Een deel komt dagelijks per bus uit de regio Emmen, een deel is in Witteveen in de kost. De overigen, onder meer uit Schiedam, Dordrecht, Haarlem en Groningen, wonen in vier barakken. Men werkt zes dagen per week van zeven tot vijf. Om zo veel mogelijk arbeiders aan het werk te houden, zijn de enige gereedschappen de schop en de kruiwagen.

Naailes en figuurzagen

Derks: ‘De bewoners werden vaak met de nek aangekeken. De mensen uit het veen hadden ook een andere mentaliteit dan die van de zandgronden. Dat er in het begin veel wantrouwen bestond, is niet verwonderlijk. Westerbork was een puur agrarische gemeente, en dan kwam er opeens een dorp met vijftig gezinnen en een heel andere levensstijl. Een negatief oordeel was snel geveld, maar Witteveen liet al gauw zien wat het waard was.’ Het beleid van de NV was streng, want wie zich misdroeg zette zowel huis als werk op het spel. ‘Toch had ze een visie, een sociaal streven. Men liet niet alleen de grond ontginnen en ontwateren, compost doorspitten en lupine inzaaien. De grond die klaar was voor gebruik, werd vervolgens verpacht, onder anderen aan de arbeiders’, vertelt Derks. Het Lantschap Drenthe stelt zich niet alleen ten doel om (enige) winst te maken, maar wil ook iedere bewoner de kans geven zelfstandig boer te worden. Ze legt een basis voor de overgang van ontginningskolonie naar dorp, van veenarbeider naar landarbeider of boer. Ze levert zaaigoed en kunstmest die pas moeten worden betaald als de oogst is verkocht. Al in 1928 stelt de NV grond beschikbaar voor de bouw van een buurthuis. Daar krijgen de vrouwen kook- en naailes en de mannen kunnen er in hun vrije tijd figuurzagen, sjoelen en dammen. Er komt zelfs een bibliotheek, waar men tegen een geringe vergoeding boeken kan lenen. Omstreeks diezelfde tijd krijgt Witteveen – een kinderrijke gemeenschap – toestemming voor de bouw van een openbare lagere school. Begin jaren dertig verrijst voor de arbeiders een ontspanningsgebouw met een biljart. De NV Het Lantschap Drenthe heeft oog voor het groen dat de leefbaarheid van een dorp in wording zo sterk bepaalt. De openheid van het omringende landschap wordt gebroken met beplanting rond boerderijen en langs wegen. Ook de bewoners krijgen plantgoed: vruchtbomen, bessenstruiken, sierstruiken, bomen, hakhoutstruiken en zelfs compost, slakkenmeel en graszaad. Omdat een historische brink ontbreekt, krijgt de kern van Witteveen een langgerekt plantsoen met gazons en bijzondere struiken als rododendrons. Even buiten het dorp wordt 150 hectare productiebos aangeplant.

Magnetisch Station

Geleidelijk krijgt de ongerepte omgeving een agrarisch karakter. En de gemeenschap verandert mee, als zich vanuit de lotsverbondenheid een sterk gevoel van solidariteit en ‘naoberschap’ vormt. De NV laat nieuwe boerderijen bouwen en verpacht die onder anderen aan de bewoners. In de crisisjaren hebben veel van de pioniers zich al opgewerkt tot zelfstandig landbouwer. Nieuw ontgonnen grond wordt toegevoegd aan een bestaand klein bedrijf of vormt het startpunt voor een nieuw gebouwde boerderij. Vanzelfsprekend ontwikkelt ook de middenstand zich geleidelijk en vestigen zich een bakker, een slager, een smid, een kruidenier, een schoenmaker en een manufacturenwinkel in het dorp. Op het gebied van sport en ontspanning ontstaat een breed scala aan verenigingen: van de ijsvereniging Wintervreugd uit 1933 en Plaatselijk Belang uit 1948, tot de vele clubs en verenigingen die tot de dag van vandaag komen en soms gaan. Witteveen komt voor ingewijden landelijk en internationaal op de kaart in 1939, met de bouw van het Magnetisch Station van het KNMI: een bemand weerstation, seismologisch station en vooral meetstation van het aardmagnetisme; een plek ook waar lange tijd scheepskompassen worden geijkt. Het ligt voorgoed ver weg van alle storende invloeden van elektrische treinen, leidingen en verkeerswegen – dacht men. Het spoor naar Groningen ligt nu op elf kilometer afstand, en de provinciale weg Emmen-Drachten loopt langs het dorp. Een transportleiding van Gasunie is er in de jaren zestig met een grote boog omheen gelegd. Het seismologisch station in Witteveen heeft tegenwoordig een vaste computerverbinding met De Bilt.

Verjonging en vitaliteit

Witteveen leeft en is zijn verleden allerminst vergeten. Dat blijkt uit de speciale uitgave van de Historische Vereniging Westerbork bij het 75-jarig bestaan. Engbert de Vries, al 25 jaar directeur van de basisschool van Witteveen: ‘Het wordt een boekje vol eigen bijdragen van vroegere en huidige bewoners. Je zou het in goed Nederlands een verslag van de ‘oral history’ kunnen noemen: persoonlijke herinneringen aan gebeurtenissen, personen en plaatsen. Die heb je nu nog net binnen handbereik. Van de pioniers woont overigens nog maar een handvol in het dorp zelf. Veel van de eerste en ook van de latere bewoners zijn weer vertrokken en er kwamen nieuwe bewoners bij.’ De geschiedenis van de school vertelt het verhaal van het recente verleden van Witteveen: ‘In mijn beginperiode hier waren er ongeveer dertig leerlingen. De school bestond uit drie lokalen met een lange gang en was onderwijskundig gezien niet te best. Wat je nu ziet staan, is een prachtig multifunctioneel gebouw: school, gymzaal en buurthuis ineen. Met dezelfde ingang en dezelfde kapstokjes. Verschillende ruimtes worden door de school en het buurthuis De Tille gezamenlijk gebruikt. De school telt nu meer dan tachtig leerlingen, van de kleutergroep tot en met groep acht. In het gebouw komt de bejaardensoos bijeen, is ruimte voor een knutselclub, en de kruisboogvereniging schiet in de gymzaal op een speciaal aangebrachte wand. Van vergrijzing is ook in dit Drentse dorp weinig te merken.’ Nog steeds is het verleden in Witteveen hoorbaar. Elke zaterdagmiddag om zes uur luidt enkele minuten de klok van het tot woning omgebouwde kerkje: het weekend begint.